Oorlogsherinneringen
In de nacht van 12 op 13 mei 1943 tegen middernacht, stortte een Engelse bommenwerper neer in het dorpsgebied van Hieslum, dichtbij de boerderij waar nu Herre Heeres woont.
Engelse bommenwerper komt neer in het dorpsgebied van Hieslum in 1943.
Het vliegtuig was op weg met een lading bommen naar Duitsland. Onderweg naar het doel werd het vliegtuig geraakt door Duits geschut. De bemanning besloot terug te keren naar Engeland. Ook dit doel werd niet gehaald, omdat het vliegtuig te zeer beschadigd was en voortdurend hoogte verloor, tot het in onze omgeving neerstortte. Alle bommen kwamen in één keer met een daverende knal tot ontploffing.
Het vliegtuig was op weg met een lading bommen naar Duitsland. Onderweg naar het doel werd het vliegtuig geraakt door Duits geschut. De bemanning besloot terug te keren naar Engeland. Ook dit doel werd niet gehaald, omdat het vliegtuig te zeer beschadigd was en voortdurend hoogte verloor, tot het in onze omgeving neerstortte. Alle bommen kwamen in één keer met een daverende knal tot ontploffing.
Bij onze boerderij (Sierdsmaweg 18) sneuvelden zeven grote ruiten in het woongedeelte. In de rest van het dorp was het navenant. Ook een aantal ruiten van de kerk hadden het begeven. Ons dienstmeisje sliep boven en rolde van schrik de trap af. Gelukkig mankeerde haar niet veel. Buiten in het open veld woedde een grote brand op de plaats waar het vliegtuig was neergestort. Onze boerderij werd er spookachtig door verlicht.
Er valt veel te vertellen over die eerste dagen na de ramp. Ik doe dat nu niet, omdat ik wil reageren op het artikel van Willen Draisma uit Makkum, in de Pinfisker van april j.l.
Enkele dagen na het gebeuren vond onze inwonende knecht Bouke de Jong uit Parrega een voorwerp in het land. Het zat in een bruin kakikleurig zakje met een schouderriem. In het zakje zat een zwaar voorwerp, cilindervormig, van zwart metaal en circa 30 cm lang. Het leek een bom of een granaat.
Thuisgekomen werd het voorwerp bekeken en in de dakgoot gelegd, om te voorkomen dat de kinderen ermee zouden gaan spelen. Mijn vader waarschuwde de Feltwebel, die met 4 soldaten tijdelijk lag ingekwartierd in de boerderij van Gorrit Jansen (aan de trekvaart).
De Feltwebel sliep in het “foarein” en de soldaten in de schuur in het hooi. Dag en nacht werd de plaats van het ongeluk door de soldaten bewaakt. s‘Avonds rond een uur of half 8 verscheen de Feltwebel met drie soldaten bij ons op de boerderij. Het was mooi rustig weer en ze werden dan ook buiten ontvangen. Binnen was het donker, omdat sommige ramen waren dichtgetimmerd en bij anderen de blinden dicht waren. Mijn vader overhandigde het voorwerp aan de Feltwebel. Deze draaide aan een knop van het zwarte apparaat, dat begon te suizen. Het bleek een zuurstofapparaat te zijn. De hele familie en het personeel waren er getuige van. Voorzover men elkaar een beetje kon verstaan werd er over en weer gesproken. Na verloop van tijd verdween de Feltwebel met de “bom”. Het zakje mochten wij houden. Als kinderen hebben wij daarmee nog veel gespeeld.
De drie soldaten, 17 en 19 jaar oud, bleven achter.
Toen werden de verhoudingen pas echt plezierig. Ze vertelden dat ze uit Saltzburg (of Slazburgerland) kwamen, dus uit Oostenrijk. Ze heetten Hans of Heinz, Michiel en Jozef. Hans de jongste en klein van stuk, fietste op een gegeven moment op zijn kinderfiets over het erf, tot grote hilariteit van iedereen. Ons dienstmeisje durfde van schrik niet met hem boven te slapen. Haar ledikant stond tijdelijk in de woonkamer. Wij leefden ’s zomers in de woonkamer. Zij liet de drie soldaten via een open raam zien waar ze sliep.
Toen het al donker werd vertrokken de soldaten weer en wij legden ons te ruste. Midden in de nacht gilde het meisje “boer, boer, hier is een Duitser in huis”. Ze vluchtte in een inloopkast in de woonkamer. Toen hij in de woonkamer kwam, zag hij nog net een laars van een soldaat, die over de vensterbank door het raam naar buiten sprong en verdween in de donkere nacht. (het was vermoedelijk zijn eerste vlucht) Om de woonkamer van frisse lucht te voorzien, waren bij één raam alleen de buiten blinden met een haakje gesloten geweest. De binnenblinden konden met een ijzeren stang worden vergrendeld, zodat niemand naar binnen kon. Dat laatste gebeurde voortaan, zodat het meisje weer rustig kon slapen. De volgende dag ging mijn vader naar de boerderij van Jansen en trof drie soldaten in de schuur. Ze herkenden hem. Hij zei ”een van jullie is vannacht bij ons in huis geweest”. Hij keek ze strak aan. Één van de jongens begon te blozen. Mijn vader zei “dat ben jij geweest:” Hij gaf het toe en smeekte om het niet aan de Feltwebel te vertellen. Mijn vader beloofde dat, maar het moest natuurlijke niet weer gebeuren. Dat beloofden ze. De betrokken soldaat was ‘s nachts van de wacht bij het vliegtuigwrak weggeslopen en naar onze boerderij gegaan. Slapen op wacht werd en wordt streng gestraft en weglopen van de wacht nog strenger. Hij zou in het gunstigste geval naar het Oostfront zijn gestuurd en dat hebben heel veel Duitse soldaten niet overleefd. De Feltwebel tenslotte was geen gemakkelijke man. Hij had verteld dat hij voor de oorlog bij de douane of grensbewaking had gediend. Hij was niet zo jong meer, vergrijsd in de dienst. Draisma omschrijft hem als een “fanatiekeling” Ik denk dat die aanduiding wel klopt.
Hylke Algra