Één Telefoontje
Het is slechts een telefoontje!
Oude contacten, verwaterde contacten, geen tijd, misschien niet geïnteresseerd.
Het zijn allemaal van die elementen waar we wel of niet bewust gebruik van maken en daarom vaak met mensen die we al jaren kennen weinig of geen contact houden.
Soms komt het contact uit een onverwachte hoek, of in mijn geval, spontaniteit.
Ik belde onlangs met mijn ouders, Sam en Suze. Dat gebeurt overigens regelmatig. Het verleden kwam naar boven drijven.
Tijdens mijn jeugdjaren had ik vijf aangesloten jaren waar ik iedere keer in april één of ander ongeluk had. Dat gebeurde ook in april 1973.
Ik ging regelmatig met Rients Wiersma, oud-Hieslummer en –Dedgummer naar de veemarkt in Leeuwarden. Op donderdagavond haalden we het vee op bij de boeren, brachten het naar de markt en namen regelmatig vee van de markt mee terug.
Toen ik rond het middaguur thuis kwam, was ik een doodmoe joch van 15.
Ik vertelde mijn ouders dat ik naar boven ging om even te slapen. Toen ik bijna boven was, gleed ik uit en bleef met mijn ribbenkast achter de top van de trapleuning hangen.
k stikte bijna en lag een uur later in het ziekenhuis. Werd daar vijf dagen plat gelegd voor observatie en mocht daarna, zonder gevolgen, weer naar huis!
“Rients leeft nog steeds”, zei Suze na afloop van het verhaal. “Hij moet bijna negentig zijn en woont in Heerenveen”.
Of ze nog wel eens contact hadden, vroeg ik. Het antwoord was ontkennend. Het prachtige internet hielp me verder. Volgens www.telefoongids.nl is er maar een R. Wiersma in Heerenveen. Zal ik hem bellen? Misschien is hij wel fragiel en lijdt aan Alzheimer. Kent me na 35 jaar waarschijnlijk niet meer.
Wat heb ik te verliezen? Ik bel het nummer en merk dan wel hoe er wordt gereageerd.
“Rients Wiersma”. “Bent u Rients Wiersma die vroeger in Hieslum woonde?” “Ja, dat klopt”. “Bent u al bijna 90 jaar oud?”. “Ja, klopt ook”. De stem aan de andere kant klonk bijna te jeugdig voor een 90-jarige. “Weet u met wie u spreekt?”. “Nee”. “U spreekt met iemand die vaak met u mee ging veerijden”. Rients noemt een aantal namen.
“Nee, het is die jongen van het ‘oare ein’ die later naar de Marine ging en nu in Australië woont”.
“Sam”. “Nee, de zoon van Sam”. “Wabe, verdomme. Ja, jou ken ik nog wel. Ik zie je nog in je matrozenpakje door Parrega fietsen. En ik hoor je vaak op de radio en zie je ook wel eens op televisie”.
Rients vindt het prachtig dat ik hem bel. In ieder geval, zo klinkt het. Een half uur lang komt zeventig jaar geschiedenis naar boven. De beurtvaart met mijn pake Sjoerd. Samen brokjes laden in de garage van Auke Wiersma, zijn broer. Koeien over de sloot varen en noem het maar op. Tot bijna in het diepste detail weet Rients te vertellen over het verleden. “Vorig jaar is mijn vrouw overleden”, zegt hij. “Vooral ’s middags ben ik nu wel eens wat eenzaam. Maar ik probeer er altijd weer het beste van te maken. Ik rijd nog steeds in mijn auto en maak regelmatig een ritje”.
Rients geniet nog steeds van het leven. En ik vond het prachtig om daar enkele weken geleden een half uurtje aan bij te dragen en ook vooral te luisteren naar die oude verhalen van vroeger. Vraag me soms wel eens af of de ervaringen van vandaag over veertig jaar ook van die mooie verhalen van vroeger zullen worden. Ik weet niet waarom, maar soms twijfel ik daar aan. Maar mag ik dat aan een volgende generatie overlaten?
Wabe Roskam Melbourne