Skip to content Skip to main navigation Skip to footer

Herinneringen aan Excelsior

Regelmatig kom ik de naam Excelsior tegen in de Pinfisker. Onze harmonie die, na 110 jaar, nog steeds het eeuwige leven lijkt te hebben. Gelukkig heeft dat nooit van mensen zoals ik afgehangen, want dan had het korps al lang niet meer bestaan.
Waarom? Ik heb alleen maar slechte herinneringen aan het muzikale fenomeen van ons dorp. En dat ligt dan volledig en totaal aan mezelf. Dus geen angst dat ik nu de beroemde klanken van Parrega de grond in ga schrijven. In tegendeel, ik heb veel respect voor een groep mensen die al jarenlang alles hebben gedaan en vast en zeker nog steeds doen, om de noten niet alleen te kraken, maar ook nog mooi te laten klinken.
Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik besloot mijn talenten te lenen aan Excelsior. Waarschijnlijk was ik een jaar of tien. Denk ook niet dat er een talentenjacht aan vooraf is gegaan. Behalve de gymnastiek was er niet veel te doen in het dorp, dus ging je maar bij de muziek. Excelsior had muzikanten nodig. Ik zag een carrière in het verschiet als de bekendste drummer van Parrega en omstreken. Dat leek me echt leuk om te doen.
Na een kwartier dirigent, destijds noemden we hem om een of andere onverklaarbare wijze directeur, Roelofsen in zijn gezicht te hebben gespuugd, werden we toegelaten tot de elite van de Parregaaster muzikale wereld.
Dat spugen had niets te maken met agressiviteit. We moesten proberen te toeteren met onze lippen. Had ik achteraf spijt van dat me dat nog lukte ook. Kwam ik thuis met een of andere afgedankte althoorn.
Mijn carrière leek plotseling nergens meer op. Dat baantje van Rients Couperus wilde ik. De drummer van het geheel. Niet een of andere rondgebogen aluminium pijp wat ze hoorn noemden. Waarschijnlijk protesteerden we nog niet in die tijd, want we accepteerden wat in onze handen werd geduwd.
De uitmonding van mijn hoorn leek na enkele weken al op een geëxplodeerde regenpijp. Niet dat ik de sterren van de hemel speelde, maar mijn buurjongen Thijs de Haan speelde ook bij het korps. En er was altijd een competitie tussen ons gaande wie het eerst in het ‘oude lokaal’ op de Kerkbuurt arriveerde. Omdat er maar 1 persoon door de nauwe doorgang van het hek naast het Paffertje ging, knalden we nog al eens tegen de betonnen paal met ons instrument. Na een aantal lessen werden we al snel toegelaten tot de ‘eredivisie’. We moeten wel verschrikkelijk goed zijn geweest. Of… had het korps ons hard nodig om de gelederen aan te vullen? Ik weet niet meer hoeveel ik van die lessen heb geleerd, maar het uiteindelijke resultaat was dat ik de eerste ‘playbacker’ van Parrega werd. Slimheid? Angst? Ik weet het niet meer, maar ik deed altijd maar net of dat ik mee speelde, zat (of speelde) je altijd goed.
De pake van Thijs, Tjomme Rusticus, kwam met het ‘lugubere’ idee om Thijs en mij extra muzieklessen te geven. Wat? Niet meer voetballen na schooltijd, maar anderhalf uur toeteren op de Trekweg? Ik kwam er niet onderuit en moest wel meedoen. Gelukkig was pake Tjomme doof, dus zolang we herrie maakten zaten we wel goed. De doofheid van pake Tjomme, een fanatiek lid van Excelsior, leidde tijdens de repetities vaak tot hilariteit. Het directe  ‘aftikken’ van de dirigent hoorde hij niet. Pas wanneer hij opkeek van het muziekblad en zag dat niemand meer speelde, stopte hij uiteindelijk zijn zware tuba. Ik denk dat ik hooguit twee jaar heb meegewandeld bij Excelsior.
Waarom ik gestopt ben kan ik me niet meer herinneren. Het enige leuke was wanneer Thijs en ik ’s avonds naar huis liepen om half tien en de Trekweg wakker hielden met ons getoeter.
Excelsior, het Latijns voor hoger. Helaas heb ik nooit het gevoel gehad dat ik hoger ging. Sorry Parrega, niet alle herinneringen zijn even goed.
Wabe Roskam